Terwijl het blonde jongetje met veel moeite op een kruk klimt om water te drinken bij een winkeltje op straat komt er heel voorzichtig een klein donker meisje aangelopen. Ze kijkt vol verwondering naar het jongetje en langzaam sluipt ze dichterbij. En dan, als het jongetje even niet kijkt geeft ze hem een heel klein likje over zijn elleboog. Hij merkt er niets van en drinkt rustig zijn water op. Zij loopt lachend weg naar een lemen hutje. Ze heeft vandaag van een blank jongetje geproefd.
Niet veel later heeft het jongetje een plekje gevonden op een trapje in Kibidwé vlak naast een Burkanibé-jongetje. In jongetjes-van-vier-jaar-oud taal vragen ze elkaar hoe oud ze zijn. De Burkinabé blijkt net iets ouder en lacht de ander uit. Die wordt boos. En rent terug naar mama.
Dit doolhof van straatjes ligt in het centrum van Bobo-Dioulasso, de tweede stad van Burkina Faso. Een plek waar toeristen gedoogd worden maar zeker niet tot de waan van de dag horen. Het kwam me authentiek en traditioneel over. Een plek waar veel armoede is en mensen geloven in traditionele godsdiensten, al dan niet gecombineerd met het christelijk of islamitische geloof. Een plek met heilige vissen in de rivier. Die vissen mogen niet gegeten worden omdat ze heilig zijn, maar gezien deze rivier tevens het riool is, zou er voor mij een hele andere reden zijn om ze niet te eten.
Een plek waar die dag een klein, gezond, welvarend, westers jongetje heel gemakkelijk contact had met een klein, arm, behoeftig, lokaal jongetje. Beide nog tamelijk schoon van oordelen, aannames, geen idee in wat voor verschillende werelden ze beide opgroeien en geen idee van wat er allemaal aan de hand is op de wereld.
Voordat we in Bobo-Dioulasso waren zijn we een paar dagen in Banfora geweest. Een stad in het zuidoosten van Burkina waar je het onderscheid tussen markt en straat niet ziet. Deze heerlijke, groene, relatief rustige stad op acht uurtjes rijden van Ouagadougou was een heerlijke uitlaatklep. Ik geloof niet dat ik er eerste kerstdag ooit zo warmpjes bijgezeten heb. Tevens heeft Banfora het nodige te bieden voor toeristen, iets wat vrij schaars is in Burkina Faso. Hier zijn watervallen te vinden, prachtige canyonachtige landschappen, nijlpaarden en suikerrietplantages. Daarnaast hebben ze in Banfora zelfs een McDonalds! Al is dat – natuurlijk – volledig in Burkina stijl gewoon een restaurant waar ze ook hamburgers serveren, en verder niets met de grote hamburgerketen te maken heeft.
Terwijl we uit Banfora vertrekken zijn er wat lokale jongetjes die deze blanke toeristen ontdekken en ‘cadeau, cadeau’ naar ons schreeuwen. Wanneer ze tot de ontdekking komen dat we geen cadeau voor ze hebben besluiten ze hun hoop maar aan de reserveband vast te klampen. Op het moment dat drie kinderen aan de achterkant van de auto hangen besluit ik maar eens een paar keer te toeteren. Van die aandacht lijken ze minder gediend en er is opnieuw een probleem opgelost.
Een paar kilometer, wat ezels, geiten en kippen verderop lijkt een Brabantse natte droom werkelijkheid te worden. We passeren een klein dorpje. En dan. Uit het niets. Er doemt een lemen hutje aan de zijkant van de weg op. Een levensgrote blauwe vlek schiet door onze ooghoeken. Anne en ik kijken elkaar aan. Zagen we dat goed? We draaien om. Met de nodige stuurmanskunst passeren we opnieuw het lemen hutje en inderdaad. Achter een vijftal lokale mannen prijkt een gigantisch blauw spandoek met witte letters. BAVARIA.
De lokale biertjes hier zijn prima maar het heeft toch absoluut z’n charme om ergens in een klein West-Afrikaans dorpje langs de weg een koude Bavaria te drinken. Dat ze dan alleen de black 8.6 editie hebben en dat het eigenlijk niet eens naar de traditionele Bavaria smaakt mag de pret niet drukken. Want Bavaria.
Na dit smakelijke avontuur werden we wakker in een vreemd bed in National Parc Nazinga. De wekker gaat om 5.15. Met ons crap/crêpe/pannenkoeken-Frans hadden we namelijk niet begrepen of we nou om 5.30 of om 6.30 klaar moesten staan voor de safari. Met m’n hoofdlampje ga ik dus maar eens checken of er al een gids voor ons klaarstaat. Los van de tientallen ogen die me vanuit de bosjes aanstaren is er niemand te bekennen. Hopla. Nog maar een uurtje naar bed dan.
Een uur later blijken de lichtgevende oogjes van de doodshoofdaapjes, zij gebruiken de boel rondom ons huisje als speeltuin. Goedemorgen, onze safari is begonnen.
Na antilopes, bavianen, everzwijnen, krokodillen, waterbuffels, duiven (jaja!) en anderhalf uur zoeken, is het dan gelukkig toch zover. The stars of the show. Op zo’n 20 meter van de auto passeert een kudde wilde olifanten! Yes!
Zo’n twee uur later en 50 kilometer dirt-road verder zijn we op de verharde weg terug naar Ouaga. Als we arriveren worden we meteen verwelkomt door een rioollucht en het stuivende stof. Een rioollucht die overdag gecamoufleerd wordt door uitlaatgassen. Welkom terug in Ouaga. Wat was het heerlijk om even van je af te zijn en meer van dit mooie land te zien. Maar wat is het ook weer prima om terug te komen in een steeds stoffiger wordend Ouagadougou.
We kunnen er weer fresh & reloaded tegenaan. Dat hebben we nodig ook. De komende weken staan namelijk in het teken van heel goed nadenken.
Mijn contract verlengen en nog een jaartje Burkina?
Lekker terug naar Nederland?
Of zijn er nog andere opties?
We zullen zien.
Let’s shake some dust.
Ohja, en wat foto's, boven bij het kopje 'Foto's'. Of gewoon hier klikken. Dat kan ook.